Psychiater en filosoof Gerrit Glas (62) wordt dit collegejaar de eerste hoogleraar filosofie van de neurowetenschappen. ‘Er is meer dan wetenschap. Ik geloof niet dat de wetenschap overal een antwoord op zal vinden.’
Thuis, in Zwolle, legt Gerrit Glas de laatste hand aan de lesmodules voordat hij volgende week intrek zal nemen in zijn Amsterdamse kantoor. De hoogleraar gaat de neurowetenschappers aan de Vrije Universiteit leren filosoferen. In september start de filosoof en psychiater, gespecialiseerd in angststoornissen, zijn colleges binnen de nieuwe master filosofie van de neurowetenschappen.
Wat gaat u de neurowetenschappers bijbrengen?
“De bedoeling is dat ik deze onderzoekers, die zich bezighouden met wetenschap op celniveau, op filosofische wijze naar hun vak leer kijken. Dit is nooit eerder gedaan. Binnen elke studie wordt aandacht besteed aan wetenschapsfilosofie. Maar deze master richt zich op specifieke filosofische vragen die zijn toegespitst op de neurowetenschappen.”
Waarom is dat nodig?
“Neurowetenschappers concentreren zich op een heel klein gebied: op hersencellen en op de netwerken waarin die cellen functioneren. Ze proberen de processen die zich daarbinnen afspelen, in detail te verklaren. Filosofen kijken anders. Ze denken na over het geheel. Over de samenhang in de werkelijkheid.”
Weten de neurowetenschappers dat zelf niet?
“Ik wil ze kritischer laten kijken naar hun vakgebied. Wetenschappers zouden niet automatisch moeten denken dat ze een oorzaak gevonden hebben voor een probleem, een ziekte of afwijking. Het is van belang dat ze bevindingen in het lab in groter perspectief plaatsen. Vooral binnen de psychiatrie is dit essentieel.”
Kunt u een voorbeeld noemen?
“Neem de manier waarop naar de behandeling van depressies wordt gekeken. Er zijn psychiaters die zeggen dat een depressie wordt veroorzaakt door een functiestoornis in de hersenen. Psychotherapie is dan alleen zinvol als het ook tot veranderingen in de hersenen leidt.
Uiteindelijk gaat het dus bij psychotherapie om de hersenen en niet om de relatie met een therapeut of om specifieke kenmerken van de therapie. Ik geloof dat die fixatie op alleen de hersenen te beperkt is. Ik niet alleen trouwens, dat blijkt uit onderzoek, maar door sommige wetenschappers wordt het afgedaan als niet steekhoudend genoeg.”
Glas schudt zijn hoofd. “Wetenschappers nemen vaak onbewust een bepaald standpunt in. Dit kan een radicaal standpunt zijn, waarmee ze eerder een filosofische dan wetenschappelijke positie innemen.”
Is dat bezwaarlijk?
“Ja. Wanneer ze zich niet aan de spelregels van de filosofie houden. In de wetenschap stuit je op grensvragen. Dat zijn vragen met een filosofisch karakter die niet door de wetenschap zelf beantwoord kunnen worden.”
“Het is niet zo dat de filosofie die vragen beantwoordt, wel reikt filosofie kaders aan waarin die vragen een plaats krijgen. Dat is niet onbelangrijk. Het behoedt je ervoor je ten onrechte te beroepen op het gezag van de wetenschap.”
U duwt ze terug hun hok in.
“Ja, eigenlijk wel. Maar dat is wat negatief uitgelegd. Ik wil duidelijk maken dat je vaak, zonder dat je het doorhebt, een standpunt inneemt. Dat je je vooral moet laten uitdagen door de grensvragen. En dat je rekening moet houden met de bredere context voordat je een vaak abstract onderzoeksresultaat de wereld in gooit, dat vervolgens misschien verkeerd geïnterpreteerd wordt”.
“Ik laat de studenten reflecteren op hoe zij hun onderzoeksresultaten zouden willen vertalen naar de buitenwereld. Daarbij kom je vanzelf op allerlei ethische vragen.”
Zitten neurowetenschappers hier wel op te wachten?
“Niet iedereen. Dit thema wordt door de meesten niet gezien als core business. Maar er zijn wel geïnteresseerden. We hebben nu zo’n tien aanmeldingen. Dat lijkt weinig, maar de groep studenten neurowetenschappen is klein. Over vijf jaar kijken we of dit experiment geslaagd is. Of er studenten zijn die gaan promoveren op dit onderwerp, bijvoorbeeld.”
“Het grappige is dat juist de klassieke wetenschappers – de astrofysici, neurobiologen, natuurkundigen – openstaan voor fundamentele wetenschapsvragen. Die weten dat ze niet alles vanuit hun eigen wetenschap kunnen oplossen en zijn bereid tot het stellen van filosofische vragen wanneer ze bijvoorbeeld het ontstaan van het heelal proberen te verklaren.”
U bent ook hoogleraar reformatorische wijsbegeerte. Volgens deze stroming heeft alle wetenschap een religieus uitgangspunt. Hoe beïnvloedt dat uw colleges?
“De wetenschap zit vol met ethische en levensbeschouwelijke vragen. Je kunt je als wetenschapper niet afsluiten voor alle andere dimensies. Door sommigen wordt wetenschap als het hoogst haalbare gezien. Het lijkt me onverstandig als de wetenschap de horizon van je bestaan vormt.”
Hoe bedoelt u?
“Er is meer dan wetenschap. Ik geloof bijvoorbeeld niet dat de wetenschap overal een antwoord op zal vinden. Maar wat met religieuze beleving te maken heeft, wordt vaak geplaatst in een subjectieve sfeer die onderdanig is aan de wetenschap.”
“Met die mening neem je een levensbeschouwelijk standpunt in. En waar is die dan precies op gebaseerd? En waarom dan? De filosofie helpt dit soort impliciete standpunten duiden.”
“Religie wordt soms gezien als iets kinderlijks, of iets achterhaalds. Maar ik geloof dat religie op een bepaalde manier de kern van alles is. Daarmee zeg ik overigens niet dat je je tot religie moet wenden om alles te verklaren. Of dat we alles in de Bijbel moeten zoeken. Dat is te simpel.”
Wat dan wel?
“Dat er ruimte moet blijven voor verwondering. Die bestaat bij veel wetenschappers gelukkig wel. Neurowetenschappers kunnen zich zeker ook verwonderen over de fascinerende wereld die zich afspeelt in een cel.”
Maar verwondering hoeft toch niet religieus van aard te zijn?
“Nee. Maar de vraag is: waarom wordt zo vaak meteen verworpen dat ergens een religieuze kern in zou kunnen zitten? Bij veel grote wetenschappers tref je het besef van een diepe, ongedachte, en wonderlijke samenhang tussen de dingen. Dat besef heeft, in z’n meest uitgesproken varianten, een religieus karakter. Ik vind dat wetenschappers zich daarvoor niet af moeten sluiten.”
“Maar mijn colleges gaan echt niet alleen over de grote vragen des levens. De bedoeling is dat de studenten naar hun vakgebied leren kijken met een open blik. Ik wil ze uit hun eigen wereldje halen. Maar aan de andere kant wil ik ze tegen wat daarbuiten ligt ook wapenen. Zodat ze zich niet door de buitenwereld laten gebruiken.”
Gebruiken?
“Wetenschappelijk onderzoek moet tegenwoordig vooral maatschappelijk relevant zijn. Anders krijg je de financiering voor je onderzoek niet rond. Dit betekent ook dat de manier versimpelt waarop onderzoeksresultaten vertaald worden naar het grote publiek. Zo worden er verbanden gelegd tussen bepaalde resultaten en bevolkingsgroepen. Gevaarlijk. Zeker wanneer er vervolgens beleid op wordt gemaakt.”
“Neem de vettaks: het plan dat vet eten duurder moet worden, om zo overgewicht tegen te gaan. Het vettaksplan gaat ervan uit dat vet eten rationeel keuzegedrag is. Terwijl er genoeg onderzoek gedaan is dat laat zien dat overgewicht een veel gecompliceerdere oorzaak heeft. Intussen sluit je hiermee wel een bevolkingsgroep uit.”
“Dit kan dus ook gebeuren in de politieke en beleidsmatige vertaling van bevindingen uit de neurowetenschappen, zeker als die leiden tot accentuering van de verschillen tussen mensen.” Glas gaat verzitten. “Ik kan niet tegen simplisme.”